woensdag 17 mei 2017

P.C. Hooftprijswinnaar Bas Heijne – Ook over de werkelijkheid van alledag kun je diepzinnig schrijven (Septentrion)

Bas Heijne, P.C. Hooftprijswinnaar 2017, zoekt al vijftien jaar in betrokken en analytische columns de diepere betekenis van de actualiteit. Het maakte hem tot de meest bewonderde essayisten van zijn tijd.

Dat hij nog eens als columnist de P.C. Hooftprijs voor beschouwend proza zou winnen. Dat had Bas Heijne eind jaren tachtig niet kunnen denken toen hij zelf in de literaire bijlage van het weekblad Vrij Nederland zich aan zijn eerste proeven in dit genre waagde. ‘Een column is op z’n hoogst een poor man’s essay’, noteerde hij destijds. ‘Hij wordt geschreven door schrijvers die wat willen verdienen en gelezen door lezers die er een hekel aan hebben zich geestelijk in te spannen.’
Toch klonk geen enkel protest toen de staatsprijs voor literatuur, die afwisselend aan prozaïsten, dichters en essayisten wordt toegekend, naar de 57-jarige Heijne ging. Integendeel. Sinds de auteur vanaf 2001 een wekelijkse korte beschouwing voor NRC Handelsblad wijden aan politiek en maatschappij heeft hij zich ontwikkeld tot de alom erkende beste columnist van het land. ‘Heb je Heijne al gelezen?’ Het is de vanzelfsprekende vraag die alle Nederlanders die mee willen tellen in het maatschappelijk debat elkaar iedere zaterdag stellen.

Toen Heijne zijn entree maakte in de literatuur kon hij onmogelijk verder af staan van zijn uiteindelijke bestemming. Ten tijde van verschijning van zijn debuutroman Laatste woorden in 1983 vond hij dat kunst niet mocht worden besmet door het alledaagse gemodder. Literatuur ging over zichzelf, lezers mochten zich niet in het verhaal herkennen. Niet voor niets golden de schrijvers uit het fin de siècle zoals Oscar Wilde, een van de luidruchtigste verdedigers van het principe van l’art pour l’art, als zijn grootste literaire helden.
Maar de estheet kwam ervan terug – zozeer dat hij na de verhalenbundel Vlees en bloed uit 1994 zich vrijwel nooit meer aan fictie heeft gewaagd. Hij begon de ogen te openen voor romans die iets zeiden over de werkelijkheid. En meer nog: hij ontdekte, als wel meer auteurs van zijn generatie, dat de maatschappen er toe dééd. Het drong tot hem door dat de vrijheid-blijheid uit zijn jeugd, waarin de mens als vanzelf in harmonie met zijn omgeving leefde, een fictie was.
Veel liever dan het schrijven van de ene, allesomvattende roman – een verlangen dat hij deelde met de hoofdpersoon van zijn debuut – bleek Heijne precies het tegenovergestelde te willen: in korte stukken het momentane analyseren, om de diepere betekenis achter de actualiteit te vatten. Het kan dan ook geen toeval zijn dat hij de schrijver uit Laatste woorden vernoemde naar Menno ter Braak. Aanvankelijk schrijver van een paar romans, maakte hij daarna in de jaren dertig, in de eerste plaats via de krant, naam als een van de grootste essayisten die Nederland ooit heeft gekend. En zodoende een voorganger van Heijne.

Net als Ter Braak had Heijne het geluk dat hij zijn jaren van bloei bereikte toen de actualiteit er meer dan ooit toe deed. Na de aanslagen van 9/11 en, in Nederland, de moord op Pim Fortuyn – een paar jaar later gevolgd door een ongekende economische crisis – ging het maatschappelijk debat niet meer over de maximale snelheid in de bebouwde kom of de normen voor voedselveiligheid maar over essentiële vragen als: Wie zijn wij? Hoe inclusief moet de maatschappij zijn? Hoe verhoudt Nederland zich tot Europa?
Heijne stortte zich erop, met de passie van een bekeerling en de inzet van zijn hele persoonlijkheid. Hij is daarbij, ondanks een onmiskenbare stilistische scherpte, steeds meer gaan opvallen als denker van het midden. Hij zoekt een weg tussen zijn soms zwartgallige kritiek op de politieke klasse die visieloos de uitkomsten van opiniepeilingen nabauwt, en de al te gemakzuchtige, populistische afkeer van de elite. Maar ook in andere discussies keert hij zich consequent tegen het radicale geluid. Analytisch, gefundeerd en bovenal betrokken.
Hij pleit daarbij voor een gemeenschap. In een samenleving waarin ieder geloof in godsdienst of ideologie is verdwenen, is de behoefte om ergens bij te horen niet afgenomen. Die gemeenschap creëer je niet door de maatschappij te managen met meetbare doelstellingen, de macht van statistieken en een streven naar efficiënte. Dat moet door een gezamenlijk verhaal te scheppen. En als de elite daar niet voor zorgt, waagt hij zelf maar een poging. Op zijn eigen bescheiden, nuchtere manier.

De vraag is alleen: Hoe lang blijft de beheerste moralist zijn lezers nog gidsen in verwarrende tijden? Nadat Heijne zich vijftien jaar heeft onderworpen aan het ritme en de omvang van de column, wordt het verlangen naar bredere en diepgravender essays – die hij altijd al, onder even veel waardering, schreef naast zijn verplichtingen voor de krant – zo langzamerhand te sterk. In 2016 nam hij al eens een half jaar pauze. Heeft hij er nog wel zin in?
Heijne’s reserves tegen de column heeft hij immers altijd behouden. ‘In het beste geval zijn de columns de humus waaruit het grotere werk ontstaat’, zei hij in een reactie op de toekenning van de P.C. Hooftprijs 2017.
(In Franse vertaling gepubliceerd in Septentrion)

Geen opmerkingen: